Oh Baby!
Moet een peuter van 2,5 zijn eigen broek aan kunnen doen?
Gepubliceerd op
1 november 2021 om 19:00
Bron / Fotografie
tekst Imke Hamacher, fotografie Tom ten Seldam
Gepubliceerd op
1 november 2021 om 19:00
Bron / Fotografie
tekst Imke Hamacher, fotografie Tom ten Seldam
Dat peuters altijd alles zelf willen doen, geldt niet voor de zoon van journalist Imke Hamacher (34). Hij laat het liever aan mama over. In &C the magazine vraagt ze zich af of hij gedoemd is om een luie lapzwans te worden, of dat het tij nog te keren valt.
Boris – mijn peuter van 2,5 – is een mellow mannetje. Geef hem een stapel boekjes en je hoort hem een uur niet, ga koffiedrinken met zicht op de trambaan ('Tjem!') en hij wil nooit meer weg, plant 'm op een meerijdplankje achter de kinderwagen van zijn broertje en hij blijft er braaf op zitten – óók als je voorbij het snoepschap in de supermarkt rijdt. Tot dusver: super. Vooral met alles waar fysieke inspanning bij komt kijken, heeft meneer absoluut geen haast. Hij begon te tijgeren met tien maanden, zette zijn eerste stappen met 1,5 jaar en is van z'n leven nog nooit van een glijbaan geweest. (Ook niet nadat ik het al tientallen keer heb voorgedaan. Jep, ik ben die volwassen vrouw die in haar eentje van alle glijbanen gaat.) Waar mijn jongste zoon van 9 maanden niet meer op het aankleedkussen te houden is, gaat Boris prinsheerlijk liggen voor zijn verschoonmoment. Pogingen om het potje te introduceren heb ik na een maand gestaakt. Hij ging met gemak een kwartier op het ding zitten om een boekje te lezen, maar plassen of poepen: ho maar.
Laten we vooropstellen dat het leven geen wedstrijd is; ieder kind heeft z'n eigen tempo en het boeit me totaal niet of Boris ergens de snelste, sterkste of slimste in is. Ik probeer alleen even de context te schetsen: mijn kind is er dus niet zo een die enorm eager is om nieuwe dingen te proberen. Die ik moet temperen omdat hij sneller wil dan hij kan. Hij is er eerder eentje van het onbenutte potentieel: hij kan dingen wel, maar het zal 'm aan z'n luierkont roesten.
Gevalletje nature of nurture? Ik vermoed allebei. Zo krijg ik regelmatig 'hints' van de leidsters op het kinderdagverblijf over passief gedrag van Boris: 'We hebben het idee dat er thuis misschien wel veel voor Boris gedaan wordt.' Een directe formulering – 'dat jij thuis te veel voor Boris doet' – durfden ze niet aan, maar de boodschap was duidelijk: ik ben een weekdier aan het creëren. Zoals wel vaker gebeurt bij hints van de opvang, dacht ik eerst: ja ja, zal wel. Maar zoals ook wel vaker gebeurt bij hints van de opvang, ging het toch broeien. Doen we inderdaad te veel? Ontnemen we Boris de kans om dingen zelf te leren?
Nul daadkracht De eerstvolgende keer dat ik Boris aankleed, spoor ik hem aan om zelf zijn broek omhoog te trekken. Halfhartig sjort hij met slappe handjes (ook vaker opmerkingen over gekregen: 'Boris toont niet veel kracht in zijn handen. Heel typisch.') aan zijn broekband, al snel gevolgd door: 'Mama doen'. Geduldig moedig ik hem aan: 'Kom op Boris, je kan het', om gekrijs als reactie te krijgen, waarna hij met zijn broek op de enkels probeert weg te rennen (da's dan weer grappig). Na drie pogingen is mijn geduld wel zo'n beetje op en trek ik z'n broek maar omhoog.
Zelf een T-shirt aantrekken is al helemaal een onhaalbare kaart want – ik weet niet hoe het bij jullie zit – zelfs ik moet moeite doen om dat grote peuterhoofd door die kleine halsopening te krijgen. Jas aandoen dan. Daar is zo'n geinige Montessori-achtige truc voor die mijn nichtje – even oud als Boris – al een half jaar met verve tentoonspreidt. Jas open op de grond gooien, armen in de openingen steken, jas over het hoofd heen naar achteren werpen (volg je me nog?) en de armen verder door de mouwen steken. Ook hierbij spelen Boris' slappe handjes hem parten. Hij steekt ze in de mouwen, maar met precies nul komma nul daadkracht, waardoor de jas als een pannenkoek op zijn hoofd belandt. 'Mama doen.'
Als ik hem drop bij de opvang doe ik nog een laatste poging: 'Boris, doe je zelf je jas uit?' Hij pakt het lipje van de rits beet (ja!), trekt 'm naar beneden (JA!) en besluit halverwege de rits dat hij niet meer begrijpt hoe hij verder moet (insert fail-muziek). 'Mama doen!' Oké jongen. Fijne dag en tot straks!
Help, ik help Ik doe het allemaal met liefde – hij is immers pas 2,5 – maar toch: moet ik hier iets mee? Van andere ouders hoor ik dat hun peuters zelf hun boterham smeren, hele outfits bij elkaar stylen en willen helpen met stofzuigen en de vaatwasser uitruimen. Wat moet een peuter van 2,5 eigenlijk zelf kunnen?
Ik vraag het aan ontwikkelingspsycholoog Steven Pont. 'Daar is geen eenduidig antwoord op, zo groot zijn de verschillen tussen kinderen onderling,' zegt hij. 'Er is altijd een gemiddelde groep, een ondergemiddelde groep en een bovengemiddelde groep. Hoe een peuter zich met 2,5 gedraagt zegt weinig over hoe-ie zal zijn als-ie 18 is. Einstein ging ook pas praten toen-ie vijf was. Karakter speelt ook mee. Sommige kinderen hebben een heftiger temperament dan andere. Misschien is jouw kind weer scherp met observeren.' Dat zou weleens kunnen kloppen, want kíjken kan Boris als de beste. Maar in hoeverre nurture ik hem ook nog eens die kant op? Een scène uit de Canadese serie Workin' Moms is treffend. De vierjarige zoon van hoofdpersoon Kate probeert zijn eigen blouse dicht te knopen vlak voordat ze de deur uit moeten. En dat gaat traag. Heel traag. Terwijl Kate hem aanmoedigt, moet ze zichzelf beteugelen om hem niet te helpen, want ja: haast. Als ze toch ingrijpt, wordt haar man boos. 'Je vertelt hem nu eigenlijk dat hij het niet kan.' Kate: 'Hij wordt heus geen broekloze zwerver die op zijn dertigste nog in een luier rondloopt omdat ik hem één keer help.' Precies hoe ik het ook voor mezelf goed praat als ik onder tijdsdruk voor de snelste en efficiëntste weg kies.
Maar in feite heeft de man van Kate gelijk, bevestigt Pont: 'Als jij alles voor hem blijft doen, denkt je kind inderdaad: ik kan dit niet. Of: ik hoef dit niet te kunnen.' In een latere scène die zich afspeelt in Kate's fantasie zit ze met een kale veertiger op schoot die zichzelf nog steeds niet kan aankleden, al zijn eten laat thuisbezorgen en zijn behoefte nog nooit op een wc heeft gedaan. Want dat is, weliswaar zwaar overdreven, dus wel de angst: hou ik mijn kind klein door mijn gedrag? Volgens Pont hebben we inderdaad de neiging onze kinderen te onderschatten: 'Kinderen kunnen over het algemeen een stuk meer dan ouders denken. Alleen: ze doen er misschien wat langer over. Zoals brood klaarmaken voor school. Er is geen enkele reden waarom een kind van negen dat niet kan. Toch blijven ouders het doen. Omdat het tijd bespaart, of omdat ze zich daardoor belangrijk voelen. Maar uiteindelijk is het de bedoeling dat jijzelf als ouder overbodig wordt. Niet op het gebied van liefde en aandacht, maar wel qua praktische hulp.'
Eén team Jagen, verzamelen, opvoeden van Michaeleen Doucleff – zo'n beetje hét opvoedboek van 2021 lijkt het, meerdere ouders die ik sprak voor dit artikel noemden het – zoekt de oplossing in oude culturen. Zo schijnen de Maya's de meest behulpzame kinderen ter wereld op te voeden. Het geheim? Maak ze onderdeel van je team. Betrek ze bij het huishouden, in plaats van ze de hele dag te entertainen met speelgoed en activiteiten (guilty). Doe je klusjes niet terwijl ze slapen of spelen (guilty), maar samen. Wijs kinderen niet af als ze willen helpen (guilty), ook al zijn ze onhandig of traag, maar geef ze een taak, hoe klein ook. Zo vertelde mijn collega over een supermarkt-uitje met haar driejarige zoon: 'Hij wilde helpen met verse jus persen, maar vanwege haast probeerde ik hem af te wimpelen. 'Dat komt later wel een keer,' zei ik. Een man die achter ons stond te wachten sprak me erop aan: 'Laat hem, dat kan hij prima!' En ik dacht: ja, waarom ook niet eigenlijk? Vanuit de buggy kon hij er precies bij. En mooi dat hij het vond. Dat vond ik zo'n eyeopener.'
Op TikTok gingen eerder dit jaar video's van een moeder viral die haar twee kinderen van 3 jaar en 17 maanden zelf laat koken in een mini-keuken, van eieren breken tot aardappelpuree maken, tot aan het smeuïg maken met melk toe. Natuurlijk fantastisch, maar daar ging wel heel wat aan vooraf, erkent de moeder. Ze kocht een mini-keuken, maakte die operationeel met een waterpomp, mini-koelkastje en camping-pitje, schafte kindvriendelijke keukeninstrumenten aan en verder was het oefenen, oefenen, oefenen. ‘Het was een langzaam proces waar veel geduld, doorzettingsvermogen en rommel bij kwam kijken,' aldus de moeder. Dus ja, inmiddels rijst toch de ietwat pijnlijke vraag: wie is er nou eigenlijk lui? Boris? Of ik? Ik besluit het roer drastisch om te gooien, en Boris veel meer te betrekken bij wat ik doe. Bij het opvouwen van de was laat ik hem alle droge was van het rek trekken en stapels maken voor hem en zijn broertje, en mij en zijn vader. Natuurlijk klopt er geen snars van, maar – note to self – daar gaat het niet om. Ik merk dat hij het geweldig vindt. Met opgewonden rode wangen rent hij heen en weer. Ik begin te denken dat ik het in de vingers krijg, dat Maya-opvoeden. Even later probeer ik hoopvol: 'Boris, help je mee stofzuigen?' Zijn luidkeelse 'NEEEE!' is duidelijk. Er zijn grenzen.
Dit artikel staat in het novembernummer van &C the magazine 'Rouw op je dak'.
delen
Redactie
@andcgramDe &C-redactie bestaat uit enkel vrouwen en iedereen verzamelt wel iets. Katten, memes of dates bijvoorbeeld. Ze slurpen koffie alsof er levens vanaf hangen, verruilen het diner maar al te graag in voor een snackbox van de lokale friettent en dragen heus weleens wat anders dan pastel. Wees maar niet bang.