Bij een woningbrand verloor Veronica haar moeder en zusjes: 'De hoeveelheid rook was verstikkend'

Body & Mind

Bij een woningbrand verloor Veronica haar moeder en zusjes: 'De hoeveelheid rook was verstikkend'

Redactie
Door

Redactie

Gepubliceerd op

10 februari 2025 om 21:00

Bron / Fotografie

interview Caroline van Mourik, fotografie Dario & Misja

Gepubliceerd op

10 februari 2025 om 21:00

Bron / Fotografie

interview Caroline van Mourik, fotografie Dario & Misja

Veronica van der Velde overleefde als kind een woningbrand, maar verloor daarbij haar moeder en zusjes. Voor &C's februarinummer 'Niet te geloven' deelde ze haar verhaal.

Veronica (37): 'Het was 26 april 1996, een doodgewone dag die zou eindigen met een levensveranderend drama. 's Middags had ik met mijn moeder gewinkeld en op de terugweg gingen we nog even bij mijn opa en oma langs. We waren een hechte familie. Mijn moeder was net 29 geworden. Zij en mijn vader waren gelukkig met elkaar en hun drie dochters. Ik was als negenjarige de oudste. Na mij kwamen mijn twee zusjes, destijds kleuters met één jaar leeftijdsverschil. Mijn vader had een slijterij en werkte veel, maar eenmaal thuis was hij er helemaal voor ons. Ik heb voornamelijk fijne herinneringen aan mijn jeugd. Tot die nacht.

Het is lang geleden, maar veel details vergeet ik nooit meer. Ik was een moeilijke slaper en lag geregeld wakker. Ik hoorde dat mijn vader vroeg in de nacht beneden televisie was gaan kijken. In gedachten ging ik mijn lijstje met smoezen af om bij hem te kunnen zitten. Zou ik veinzen dat ik dorst had? Opeens werd het geluid van de televisie overstemd door iets wat op een knetterende kaars leek. Toen ging het razendsnel. De bonkende voetstappen van mijn vader die de trap op rende. De flakkerende gloed door het reliëfglas van het raampje boven mijn slaapkamerdeur. 

Lees ook: Silvia maakt mijlpaalkaarten voor kankerpatiënten: 'Na 1,5 jaar aan behandelingen wilde ik iets tastbaars'

De paniek die in mijn vaders stem klonk, kwam sneller binnen dan de betekenis van de woorden die hij uitschreeuwde: 'ER IS BRAND!' Hij stormde mijn kamer binnen en tilde me op. Op de overloop kwam de overweldigende hitte ons tegemoet. Een vlammenzee had het trapgat al gedeeltelijk overgenomen. Met mijn armen en benen klemde ik me stevig vast aan mijn vader. Terwijl hij me op één arm droeg, probeerde hij met zijn andere arm de vlammen van ons af te slaan. Ik voelde een steek en greep naar mijn rug. Achteraf bleek dat de plek waar mijn pyjama omhooggekropen was, waardoor het vuur mijn blote huid te grazen kreeg. De hoeveelheid rook was verstikkend. Probeer net zo te ademen als in de sauna van opa, dacht ik. De laatste paar treden is mijn vader gesprongen, waardoor hij op zijn rug viel, maar ik een zachte landing had. Voordat hij naar boven was gevlogen had hij het raam van de voordeur ingeslagen en zo konden we de tuin in rollen.

Inmiddels hadden de buren de brandweer gebeld. De herrie van de sirenes kwam steeds dichterbij, terwijl er in de straat overal lichten aangingen en buren naar buiten kwamen. Mijn vader wilde terug naar binnen, maar er was zo veel vuur en rook. Kijken ging niet, ademen ook niet. Hij moest en zou terug naar boven om mijn moeder en zusjes te halen, maar het vuur had inmiddels zowel de beneden als bovenverdieping in razend tempo overgenomen. Niemand heeft mijn moeder en zusjes kunnen redden.'

Zwartgeblakerd 'De overburen die me opvingen, hadden me bewust op een stoel gezet die met de rug naar het raam gedraaid stond, maar alsnog kon ik de flikkering van de brand zien. Over mijn schouders keek ik door het raam naar buiten. De felle lichten van de sirenes, de vlammen die uit het dak sloegen. De shock waarin ik verkeerde was te groot om in paniek te zijn. Pijn voelde ik nog niet. Ik besefte amper wat er gebeurde en wilde eigenlijk alleen nog maar slapen. Ik was plotseling zó moe. Het volgende moment zat ik in een ambulance onderweg naar het brandwondencentrum in Rotterdam. Mijn vader lag naast me. In het raam zag ik mijn reflectie. Ik keek naar een meisje met een zwartgeblakerd gezicht. Toen ik eroverheen wreef, sneeuwde het zwarte huidsnippers. Het deed me denken aan een krokant gebakken kippenvelletje. Ik durfde er niet meer aan te zitten. 

Van onze aankomst in het ziekenhuis weet ik alleen nog flarden. Dat iemand aan mijn vader vroeg: 'Wie kunnen we bellen?' en dat ik het telefoonnummer dat mijn vader opnoemde meteen herkende. Het was van mijn opa en oma, ik kende het uit mijn hoofd. Nog steeds trouwens. Ik weet ook nog dat iemand zei: 'Je krijgt een prikje en gaat dan even slapen.' En toen die vertrouwde stem van mijn vader die vanaf de brancard nog riep: 'Ik hou van je. Het komt goed. Tot snel.' Dat het twee weken zou duren voor we elkaar weer zouden zien, wisten we toen nog niet. De eerste keer dat ik bijkwam uit de narcose stond mijn familie bedroefd om me heen. Ik zag mijn opa, oma, ooms en tantes met betraande gezichten. 'Papa ligt nog even ergens anders in het ziekenhuis, lieverd,' zeiden ze. Waarom heeft niemand het over mijn moeder, dacht ik, maar ik lag aan de beademing en kon niet praten. 

Ik weet niet meer welk familielid me heeft verteld dat mijn moeder en zusjes waren overleden. Het concept 'dood' was nieuw voor mij. Het woord kende ik, maar ik had zelfs nog geen overleden cavia meegemaakt, dus wat het écht betekende, drong niet door, al heb ik op dat moment vreselijk hard gehuild. En ik wilde naar mijn vader, maar dat mocht niet. 'Dat is nog een beetje eng,' zeiden ze. Hij lag op de intensive care aan de beademing. Ze wilden me beschermen, maar voor mij is het traumatisch geweest dat ze me zo lang bij hem weghielden. Toen we herenigd werden, zag ik al dat verband, die slangen en die apparaten niet eens, ik zag gewoon mijn papa. 

Na een tijdje mocht ik ook mezelf voor het eerst zien. Ik wist wel dat ik verbrand was en wonden had, maar als kind weet je niet half wat je te wachten staat. Oei, spannend, maar het gaat wel over, dacht ik. Van schaafwonden wist ik: een pleister erop en klaar. Dat was mijn referentiekader. Ik was best een koele kikker. Als kind had ik geen volwassen emoties en dacht ik niet na over de langere termijn. Het was echt per dag. Ik herinner me veel familiebezoek en lieve verpleegkundigen. Maar het dagelijks weken in een groot bad en de verbandwissels waren vreselijk. Zo veel pijn. Op sommige plekken ben ik tweedegraads verbrand, op andere derdegraads. Dan is de hele huid weg, zoals op mijn gezicht. Dat mijn pyjama van katoen was en niet synthetisch, is mijn geluk geweest. Ik heb een aantal huidtransplantaties gehad vanuit mijn bovenbeen. Misschien zit er wel een stukje bil op mijn voorhoofd. 'Kus mijn kont,' was een grapje waar ik in mijn puberteit graag mee strooide.'

Verantwoordelijkheidsgevoel 'Hoewel ik nog jong was, voelde ik me verantwoordelijk voor mijn familie. Iedereen deed zijn best om dapper hun emoties te verbergen als ze bij me waren, maar ik vóélde het verdriet. Zij kregen rouwtherapie in een aparte kamer en ik mocht niet mee. Dat vond ik heel stom. Ik hoorde er toch ook bij? Dus barricadeerde ik telkens kwaad de deur, net zolang tot ik erbij mocht. Ik wilde laten zien dat het best goed met me ging, misschien dat iedereen zich dan beter zou voelen. Om dat kenbaar te maken, schreef ik een gedicht. Ik wilde ze graag troosten. Al snel daarna had ik door dat als ik vrolijk deed, de mensen rondom mijn bed dat overnamen. 

Toen het beter met me ging, mocht ik de weekenden naar huis. Dat wil zeggen: naar mijn opa en oma, ons huis was weg. Bij hen zijn, voelde heel vertrouwd. Ik sliep in de logeerkamer, zoals ik vroeger met mijn zusjes ook zo vaak had gedaan. Het brandwondencentrum heeft een project, Terug naar school. Elke week kwam er een klasgenoot op bezoek en werden er in de klas filmpjes van mij getoond. Dat is heel goed geweest, want toen ik voor de eerste keer weer even op school was, had niemand meer vragen waarom ik er anders uitzag. 

Lees ook: Sanne heeft fibromyalgie: 'Alsof er iemand met een taser over je lichaam heengaat'

In de zomer werd ik officieel ontslagen uit het brandwondencentrum, op de verjaardag van mijn vader, als een soort cadeau voor hem. Zelf moest hij nog een halfjaar blijven. Hij heeft door zijn ernstige brandwonden een immens zwaar traject gehad en is de eerste tijd kunstmatig in coma gehouden. Daarna begon zijn lange revalidatie. Wat dat betreft heb ik vijf engeltjes op mijn schouders gehad. En de grote armen van mijn vader om me heen als bescherming tegen het vuur. Toen zijn revalidatieproces erop zat, kwam ook hij bij mijn opa en oma wonen, tot we van de gemeente een ander huis kregen toegewezen, vlak bij mijn school en de begraafplaats van mijn moeder en zusjes. Uiteindelijk kreeg mijn vader een nieuwe relatie en verhuisden we op mijn twaalfde naar de grote stad. 

Ik heb me nooit geschaamd voor de sporen die de brand heeft achtergelaten op mijn gezicht, armen en schouders, en die plek op mijn rug waar mijn pyjama omhooggekropen was. Toen ik een trouwjurk ging kopen, koos ik een strapless jurk. 'Misschien dan mooi met een stola erbij?' vroeg de verkoper. Die heb ik laten hangen. Ik moet wel zeggen dat de impact per leeftijdsfase verandert. Zo maakte ik me als stoere puber drukker over mijn pukkels dan over mijn littekens, maar een paar jaar daarna werkte de buitenwereld niet mee om me niks aan te trekken van mijn uiterlijk. Ik werd afgewezen voor een stageplek in de detailhandel wegens 'niet representatief genoeg'. Vrienden van mijn toenmalige vriend die aan hem vroegen: 'Hoe kun je nou voor haar vallen?' Schoonouders die me niet accepteerden, een werkgever die me 'lucifer-kopje' noemde – ja, echt. Dat heeft me een knauw gegeven en toch bleef ik er altijd boven staan. 

Ik heb gebaald, gehuild, maar ik heb het nooit onder mijn huid laten kruipen. Ze weten niet wat ze missen, was mijn motto. Na bijna dertig jaar ben ik niet anders meer gewend dan dat ik littekens heb. Natuurlijk, ik had ze liever niet gehad, maar ze zitten er. Ik ben na mijn zwangerschappen en twee rondes borstvoeding onzekerder over mijn lichaam dan over mijn littekens. Ik hoop dat ik mijn kinderen kan voorleven dat je niet mee hoeft met alle anderen. Imperfecties maken een mens uniek en in mijn ogen is dat altijd mooier dan welk filter of welke trend dan ook. Ik hou van mezelf optutten, maar helemaal full glam wordt het nooit. Voor een glad resultaat moet ik een enorme laag plamuur opsmeren en dat wil ik helemaal niet. Het enige wat ik irritant vind is dat ik halve wenkbrauwen heb. Lang leve wenkbrauwpotloden.'

Onzekerheden 'In het kleine plaatsje waar we woonden, wist iedereen ervan. Die vertrouwde omgeving hielp. Maar toen die verhuizing naar de grote stad. Mijn puberteit wordt gekenmerkt door veel heimwee. Ons fijne gezin was verwoest en ik moest wennen aan mijn nieuwe omgeving. Ik miste die moederlijke touch in veel dingen. Toen ik voor het eerst ongesteld werd en als ik ergens mee zat, jongens bijvoorbeeld. Tegelijkertijd ging het leven door. Ik was een eigenwijze puber als zovelen en had heel gewone onzekerheden. Of mijn borsten niet te klein waren, of ik over zou gaan, dat soort issues. 

Tijdens het uitgaan droeg ik korte rokjes en naveltruitjes, ik verstopte niks. Dansen op het podium deed ik net zo makkelijk als mijn vriendinnen. Boeien dat je de littekens op mijn armen zag. 'Het is bij jou alsof het heel gewoon is,' kreeg ik veel te horen. Natuurlijk werd en word ik ook nagekeken, maar ik heb mezelf aangeleerd die eerste reactie te negeren. Ik geef geen krimp. Meestal ontspannen mensen dan gelijk. Het is niet erg als iemand even kijkt. Dat doe ik zelf ook als ik iets zie wat nieuw voor me is. Doordat ik zelf open en niet bezig ben met zo onzichtbaar mogelijk zijn, merk ik dat anderen die relaxte manier van ermee omgaan overnemen. Sinds mijn scheiding kijk ik soms rond op datingapps. Dat vind ik wel spannend. Het is vaak allemaal zo op uiterlijk gericht. Kom ik aan: gescheiden vrouw met brandwondenlittekens. Het voelt toch een beetje alsof ik 1-0 achtersta als iemand niet voorbij het eerste plaatje kijkt. Het roept blijkbaar ook wat zieligs op. 'Tof dat jij hierop durft te zitten,' schreef iemand. 'Knap hoor.' Lief bedoeld, ik weet het, maar voor dit soort aanmoedigingen zit ik natuurlijk niet op een datingapp.

Eigenlijk is het rouwen nooit helemaal klaar. Ik ontdek voortdurend een nieuw soort verdriet en gemis. Toen ik voorbij mijn puberteit was, zag ik bij vriendinnen dat broers en zussen niet alleen maar irritant zijn. Ik miste mijn moeder toen ik mijn eerste baan kreeg, toen ik het huis uitging, toen ik trouwde. Toen ik in verwachting was had ik allang geen moeder meer, hoe moest ik dan weten hoe het was om moeder te zijn? Nu mis ik mensen die uit hetzelfde nest komen. Ik ben me zo bewust van wat ik had kunnen hebben. En daarbij komt dat er geen  nichtjes of neefjes zullen komen. De broers en zussen van mijn vriendinnen krijgen wel kinderen. Ze passen op, ontwikkelen die bijzondere band. Het geluk van iemands tante mogen zijn, had ik graag gewild. Misschien word ik ooit oma, daar kan ik naar uitkijken.

Het jaar dat ik dertig werd vond ik moeilijk. Ik was nu ouder geworden dan mijn moeder. Twee maanden na mijn verjaardag was er een grote brand bij mijn vader in de straat, je verzint het niet. Vooral voor hem was dat heel heftig. Kort daarvoor was ik uitgenodigd door de brandwondenstichting om te komen praten in het centrum waar ik zelf had gelegen. Voor het eerst zag ik een aantal artsen en verpleegkundigen die voor me hadden gezorgd weer. Dat was heel emotioneel.

Lees ook: Sandy maakte contact met haar overleden oma: 'Ineens snapte ik hoeveel pijn ze in haar leven heeft gehad'

26 april is een bijzondere datum. Er zijn jaren geweest dat ik op de dag zelf dacht: o ja, dat was vandaag. Nu zit ik in een fase dat ik er bewuster mee omga. Het is fijn om bij het graf te zijn. Mijn moeder en zusjes mogen nooit in de vergetelheid raken. Als ik herinneringen ophaal, voelen ze heel dichtbij. Ik voel me niet schuldig dat ik doorleef. Het is mooi dat ik bij mijn opgroeiende kinderen trekjes zie die ik herken. Familie maakt je zoveel rijker. De band met mijn vader is hecht. Zijn vrouw heb ik nooit mama genoemd, maar ik noem hen samen wel mijn ouders.

De oorzaak van de brand is nooit achterhaald. Wat er is gebeurd heeft alles veranderd, maar het gaat goed met me. Mensen verwachten het vaak niet, maar ik heb geen angst voor vuur. Nog dezelfde winter was ik bij een vriendin bij wie de open haard brandde. We klooiden altijd met kaarsen en kaarsvet. Een feestje met een vuurkorf? Geen probleem. Hoe ik in het leven sta met zowel de fysieke als geestelijke littekens van de brand, geef ik graag door aan lotgenoten. Daarom ben ik ambassadeur geworden van de Nederlandse Brandwonden Stichting en spreek ik op bijeenkomsten voor collectanten. Ik leerde op jonge leeftijd dat wie ik ben aan de binnenkant zit. Ik ken mijn schoonheid en heb alle vertrouwen in mijn innerlijk.'

Scoor hier &C's februarinummer!

Losse edities #2 'Niet te geloven'
7 ,45

delen
Redactie

Het komt wellicht niet als een gigantische schok, maar de &C-redactie bestaat voornamelijk uit vrouwen. De een heeft een kind, de ander een plant, maar allemaal hebben ze een koffieverslaving. Oh, en ze dragen heus weleens wat anders dan pastel.

Meer van deze auteur

Wil je ook lezen