Schaatskampioen Christijn Groeneveld raakte gedeeltelijk verlamd: ‘Ik geloofde niet dat ik nooit meer zou kunnen lopen’

Body & Mind

Schaatskampioen Christijn Groeneveld raakte gedeeltelijk verlamd: ‘Ik geloofde niet dat ik nooit meer zou kunnen lopen’

Meike van Zandvoort
Door

Meike van Zandvoort

Gepubliceerd op

8 oktober 2024 om 14:00

Gepubliceerd op

8 oktober 2024 om 14:00

Het is deze week precies tien jaar geleden dat schaatskampioen Christijn Goeneveld een ernstig ongeluk had. Sindsdien leeft hij met een partiële dwarslaesie, en in zijn boek Ruggengraat blikt hij voor het eerst terug. 'De dag na het ongeluk begon een nieuw leven.'

Christijn (39): 'Ik was met de marathonploeg op trainingskamp in Duitsland, ter voorbereiding op het nieuwe schaatsseizoen. Het was een van de laatste trainingen voordat we weer naar huis zouden gaan en mijn ploeggenoten en ik waren topfit. Om te checken hoe goed we in vorm waren, timeden we de rondes die we schaatsten. Als kopman van de ploeg schaatste ik steeds de snelste tijd en verbrak ik zelfs mijn persoonlijke records. Een goed voorteken voor het nieuwe seizoen, dacht ik. Maar bij de laatste ronde ging het mis. Ik schaatste met een snelheid van zestig kilometer per uur door de bocht en verloor plotseling mijn balans. Ik kan me er niet meer veel van herinneren, maar ineens lag ik op de grond en ging er een soort schok door mijn lichaam heen. Vanaf dat moment voelde ik mijn benen niet meer. Wat ik me ook nog herinner is de pijn. Die was werkelijk ondraaglijk, vooral in mijn rug. Toch ben ik nooit in paniek geraakt vanwege het feit dat ik mijn benen niet meer voelde. Dat komt vast door de pijn in mijn rug, dacht ik, en daardoor bleef ik heel rustig. Stil blijven liggen leek me het slimste, want het enige waar ik aan kon denken was het nieuwe schaatsseizoen. Hoe kom ik hier zo snel mogelijk weer vanaf? Maar ik had toen nog geen idee hoe ernstig de situatie was. Als ik dat had geweten, had ik nooit zo rustig kunnen blijven. 

In de overlevingsstand Ik werd per helikopter naar het ziekenhuis gevoerd. Eenmaal daar kreeg ik allerlei scans en aan het einde van de middag werd ik onverwachts geopereerd. Ik had toen nog steeds geen idee wat er aan de hand was. Pas de volgende ochtend werd ik wakker van mijn narcose, met alleen een Duitse verpleger naast me die geen woord Engels sprak. Dat voelde zo eenzaam, zonder familie en vrienden – en zonder enig idee wat er aan de hand was. Vooral toen ik hoorde dat ze me eigenlijk maar een paar uur zouden opereren, maar uiteindelijk veel langer bezig waren. Toen raakte ik voor het eerst in paniek. Wat is hier allemaal aan de hand? Hoe ernstig is het? Het was beangstigend.

Ik had ook nog niemand van mijn familie en vrienden gesproken, dus met de telefoon van de Duitse verpleger belde ik mijn ouders op. Wisten zij misschien wat er aan de hand was? Maar mijn ouders waren nog in Nederland. Ze konden me niet veel meer vertellen, behalve dat mijn toenmalige vriendin al onderweg was. Dat stelde me gerust. Dan was ik in ieder geval niet meer alleen in deze ziekenhuiskamer. Daarna zou ik wel weer verder zien. Later hoorde ik dat de val mijn rug op twee plekken had gebroken, samen met negen ribben. De Duitse dokters hadden het over een 'trauma' aan mijn zenuwen. Je verwacht misschien dat er dan van alles door je heen gaat, maar dat was bij mij niet zo. Ik voelde niets, besefte niet wat hun woorden betekenden. Ik was alleen maar in de overlevingsstand.  

Een partiële dwarslaesie  Uiteindelijk is er nooit één moment geweest waarop mij is verteld dat ik een partiële dwarslaesie heb. Er was geen heftig moment waarop mijn wereld instortte of wanneer ik me realiseerde dat ik nooit meer kan lopen. Dat is niet per se omdat het me nooit op die manier is verteld, maar ook omdat ik het heel lang niet geloofde. Het voelde fout om dat wél te doen. Voordat ik onder narcose ging voelde ik helemaal niets, de volgende ochtend weer een klein beetje, dus hoe bedoel je: ik ga nooit meer lopen? Ik hield altijd hoop. Dat klinkt misschien als een ongezonde ontkenningsfase, maar het werd in het ziekenhuis in Duitsland ook wel gestimuleerd: door te denken dat je kunt lopen stuur je prikkels naar die zenuwen, wat goed is voor het herstel. Het kwam dus goed uit dat ik mijn nieuwe situatie niet accepteerde. Dat was ook de topsportmentaliteit in me, denk ik. Ik was het gewend om grote doelen te stellen, dus ook nu legde ik de lat hoog. Ik hield me voor dat ik hier zo goed mogelijk uitkwam. Daar zou ik zo hard mogelijk voor werken. Mijn motivatie was hoog, maar mijn nieuwe leven stond eigenlijk al vast. Ik zou nooit meer kunnen lopen.

Revalideren Drie weken later startte ik met de revalidatie. Dat begon heel eenvoudig. Van in bed liggen, naar zitten. Van zitten, naar rechtop zitten aan de zijkant van je bed, en de eerste keer douchen. Dat was gewoon liggend op bed onder een waterstraal, meer kon ik niet. Ik vond het verschrikkelijk. Drie weken geleden was ik nog een topsporter en lag de wereld aan mijn voeten, nu kon ik niet eens meer rechtop zitten of zelf omdraaien in bed. Nee, daarvoor moest ik nu op een knop drukken, zodat iemand van het revalidatiecentrum me kwam helpen. Het afhankelijk zijn van anderen vond ik het allerergste. Ik kon en zou me hier niet bij neerleggen. Daarom besloot ik met een fysiotherapeut van de schaatsploeg een intensief behandelplan op te stellen. Dat was een mega intensieve periode. Ik had iedere dag therapie, in het revalidatiecentrum én voor mijn eigen behandelplan. Toch weer een beetje die topsportmentaliteit, denk ik. Ik werd iedere dag wakker met hetzelfde doel: beter worden dan gisteren. 

Op sommige momenten spookten er allerlei vragen door mijn hoofd. Waarom moest mij dit nou overkomen? Ga ik dan helemaal nooit meer kunnen lopen? Hoe gaat mijn toekomst eruit zien? Maar van slapeloze nachten of eindeloos gepieker had ik geen last. Dat klinkt misschien gek als je leven in één klap zo verandert, maar de focus op mijn herstel gaf me enorm veel kracht en motivatie. Wie weet is dat ook wel een beetje mijn persoonlijkheid. 

Alles anders Toen ik verongelukte was ik negenentwintig. Twee jaar daarvoor was ik Nederlands schaatskampioen op natuurijs geworden, mijn leven draaide om het schaatsen. Tijd voor vrienden of een biertje in de kroeg had ik niet – ik trainde twee keer op een dag. Ook mijn toekomst stond in het teken van sport: er was net een nieuw onderdeel op de Olympische Spelen aangekondigd dat me goed lag. Het was heel heftig toen dat alles ineens wegviel. Vooral toen ik werd ontslagen uit het revalidatiecentrum. Eerst kon ik me nog focussen op mijn herstel. Ik had iedere dag een doel en kon ergens naar toe werken, maar wat nu? Als sporter kreeg ik energie van het winnen van een wedstrijd en succes behalen, wat als ik dat nooit meer kon voelen? Daar was ik enorm bang voor. Hoe kan ik tevreden zijn met een leven zonder datgene wat zo belangrijk voor me is? 

Maar langzaamaan gebeurde er iets wat ik niet had verwacht. Mijn leven kreeg weer vorm. Ik begon met werken, en door de intensieve revalidatie kon ik zwemmen, fietsen op een elektrische fiets en een beetje op krukken lopen. Ineens had ik tijd om dingen te doen waar ik voorheen nooit tijd voor had. Ik kon biertjes drinken met vrienden, reizen en naar concerten, en sterker nog: ik kreeg er enorm veel energie van. Ook begon ik drie jaar geleden weer met sport, nu met tennissen. Het was geweldig om weer die adrenaline en zenuwen te voelen voor een wedstrijd. Dit alles liet me zien dat ik mijn geluk blijkbaar ook uit zoveel andere dingen kon halen – niet alleen uit het behalen van successen met schaatsen. 

Nieuw leven Of ik het schaatsen mis? Natuurlijk. Ik mis de sport, de prachtige beweging en het gevoel van op het ijs staan. Ik vond het fantastisch om te doen. Soms vraag ik me af hoe ver ik gekomen zou zijn. Wat zou ik dan nu gedaan hebben? Op welke mooie routes zou ik dan geschaatst hebben? Maar de dag na het ongeluk begon een nieuw leven. Eentje waarin ik me na een tijd realiseerde dat het schaatsen me misschien ook wel beperkte in mijn leven. De afgelopen tien jaar ben ik volledig veranderd als persoon. Ik geniet nu meer van de kleine dingen, sta meer stil bij wat ik heb. Hoewel ik het ongeluk nooit had willen meemaken, had ik dit ook nooit willen missen. Ik ben nu een leukere versie van mezelf – en misschien wel een gelukkigere.'

delen
Meike van Zandvoort

Meike van Zandvoort is redacteur bij &C en schrijft omdat ze verder voor geen meter kan rekenen. Ze aait elke kat die ze op straat tegenkomt, koopt het liefst elke dag een nieuw boek en wordt het allergelukkigst van een blauwe lucht.

Wil je ook lezen

Meer van deze auteur